Op dit moment is het me als in een oog van een orkaan waarin het windstil is en goed toeven lijkt. Geef mijn eigen ogen goed de kost, fixeer vergezichten en voorzie impact. Stilte voor storm. Hij die initieert en anticipeert is niet enkel een lijdend voorwerp. Integendeel.
Art of writing
Bezin me op mijn schrijverschap; niet alleen op de aard en richting en omvang van mijn schrijfprojecten, maar ook op de doelen en leidmotieven. Dat vergt veel, maar het wordt me duidelijk en dat zal ik in beeld brengen met de website waaraan ik
werk ten behoeve van het schrijfbureau en de uitgeverij waarvoor ik wil staan.
Transform
Het studie-, onderzoeks- en werkmateriaal laat ik op dit moment onbenoemd. Niet zonder kleerscheuren steven ik als een ‘Vliegende Hollander’ op zaken af, m’n odyssee is nog niet ten einde, hoewel dat pakweg 30 jaar geleden wel die schijn had. Voorbij sirenen.
Schipbreuk
De boom der kennis Kon zonder beroering niet nijgen Spreekt het ingehouden zwijgen Nadat het stilte heeft betast En bewustzijn met lege ruimte belast
Voelend naar scherpe windvlagen Die naar alles vernieuwde woorden jagen Als boodschappers God’s Nog onzichtbaar van vorm Eens weggeëbde stemmen stil samenballend tot storm Zal ik weldra zinken Zelfverkoos verdrinken
Tweede paasdag 2018. Mooi. Maak ik toch maar mee! Uiteraard geen dag eerder, geen dag later... Er staat me veel te doen. Deze week een ondernemersplan opstellen en toesturen naar de Kamer van Koophandel voor het maken van een afspraak voor een gesprek. Tegelijk ook bezig met het ontwerp van een website. Wat er uit rolt, zal nog wel blijken. En nog andere zaken. Daarover een andere keer.
Christelijke feestdagen gaan niet ongedacht aan me voorbij. Niet gedachteloos. Daarom volsta ik vandaag met een vertaling van mijn hand van een korte lezing van Rudolf Steiner. Zie hieronder. De spreker sloeg een wezenlijk Parsifal thema aan. Zeer leerzaam naar mijn idee.
Aan de wereld waarmee we te maken hebben kunnen drie aspecten worden onderscheiden. Ten eerste zoals ze zich van de buitenkant aan ons voordoet, ten tweede zoals wij ze in ons beleven en ten derde hoe ze in wezen zelf is. Onze zintuigorganen brengen ons het aspect zoals ze zich van buiten aan ons voordoet onder ogen: a. de wereld van de vormen en gestalten in de anorganische natuur, de minerale wereld; b. de levende, organische natuur, de plantenwereld; c. de gevoelende, gewaarwordende natuur, de dierenwereld; d. en de denkende natuur, de mensenwereld. Van buitenaf doen ze zich aan ons voor als de wereld van de waarnemingen (percepties), en wij nemen deze wereld van het verschijnsel, van de waarneming met onze zintuigen op. Onze zintuigen zijn de toegangspoorten, waardoor de uiterlijke wereld bij ons binnentreedt. Als wij onze zintuigen niet hadden zou de wereld van de vormen, van de gedaanten voor eeuwig onbekend, geheim, occult voor ons zijn; dan zou ze voor ons niet bestaan. Dan zou men ons er enkel over kunnen vertellen en ons daar slechts een globale begrijpelijke beschrijving van kunnen bieden. Maar zolang wij geen zintuigen hebben kunnen we ons nooit een hele rake voorstelling van vormen en gedaanten van de uitwendige wereld – de buitenwereld - maken. Wat wij nu kijkend, horend, bevoelend en tastend, door geur en smaak in ons opnemen, zou er voor ons dan niet zijn. De uiterlijke wereld zou dan in duisternis verhuld blijven. We zouden ze slechts kunnen vermoeden aan de hand van beschrijvingen van diegenen die ze wel kennen en ons een globaal maar nooit een precies beeld daarvan geven. Voor altijd was deze gedaantewereld een occulte wereld voor de mens gebleven als zijn zintuigen zich niet hadden geopend om haar op te nemen. Zijn zintuigen moesten zich ontsluiten opdat toegang tot deze buitenwereld mogelijk werd. Het waarnemen van de zintuiglijk waarneembare wereld is een stadium in de mensheidsontwikkeling die ze vroeger nog niet had bereikt. Er bestond een tijd waarin de menselijke zintuigorganen zich nog niet naar buiten toe hadden geopend. Toen kon de mens de gedaantewereld nog niet waarnemen; toen kon hij niets van buiten waarnemen; toen leefde hij nog helemaal in zijn van de wereld afgesloten binnenste, zoals we dat nu nog kennen met onze gewaarwordingen. Nog altijd vinden wij in dit gevoelsleven het tweede aspect van de wereld. Door het waarnemen van de uiterlijke gedaantewereld met onze zintuigen ontstaan in ons innerlijk gewaarwordingen. Zoals we met onze zintuigen de buitenwereld waarnemen, zo beleven we met onze ziel de indruk die deze buitenwereld op ons maakt. In de mate waarin onze ziel en haar organen zijn ontwikkeld, zal deze eigen gevoelswereld – ons innerlijk leven – ons tot bewustzijn komen. Hoe verder de mens is ontwikkeld, hoe sterker hij deze buitenwereld ook in de ziel beleefd als gevoelswereld, des te rijker zijn de beelden ervan die in zijn innerlijk opstijgen, des te ordelijker en harmonischer gaan ze door zijn binnenste heen. Om zich de buitenwereld geheel eigen te maken moet de mens een sterke en harmonisch gevormde en vertakte ziel hebben, een geschoold ziele-organisme. Hoe veelzijdiger de mens zijn zieleleven ontwikkelt, hoe veelsoortiger de buitenwereld zich in afwisselingsvolle beelden in de ziel zal weerspiegelen. De buitenwereld duikt dan in onze ziel onder en verrijst daar als een schoon, harmonisch, levensecht, afwisselingsrijk geheel. Terwijl de mens met het waakbewustzijn zijn speciale aandacht op de buitenwereld richt en die aanvankelijk slechts chaotisch als gewaarwordingen van binnen voelt opduiken, moet hij dit chaotische proces van optredende gewaarwordingen leren te ordenen en een passende plaats geven, ze leren tot een bewuste relatie tot de buitenwereld te brengen en daarmee een harmonisch geheel samen te stellen. Hij moet leren de innerlijke wereld van zijn ziel onder controle te krijgen. Pas dan wordt ze zijn eigen wereld en zijn eigendom, waarin hij bewust en naar eigen wil kan leven. In het droomleven duikt de mens in zijn binnenwereld onder. Dan is hij onttrokken aan de zintuiglijk waarneembare wereld en overgeleverd aan de chaotische werveling van zijn gewaarwordingswereld, die in beelden in hem opduikt. In de mate waarin hij zijn gewaarwordingen ordent worden ook zijn droombeelden een passende plaats toebedeeld en betekenisvol. Wat nu in zijn ziel tot binnenwereld – innerlijk leven – is geworden, dat is het aspect van de omgeving zoals hij ze gevoelt. Die staat tegenover het aspect van de waarnemingen, waarbij aan zijn zintuigen de omgeving blijkt. Nu draagt de wereld echter ook nog een ander aspect, namelijk het aspect hoe ze werkelijk is. Het is het eigenlijke aspect van het ware zijn van de wereld, zoals ze naar haar eigen wezen is. Wanneer de mens de ingeslagen weg verder vervolgt komt hij bij dit aspect. Als bij hem gewaarwordingen zijn ontstaan in zijn eigen innerlijk uit heldere zintuiglijke waarnemingen en wanneer hij deze gewaarwordingen harmonisch heeft geordend en in een schoon ritme heeft gebracht, dan voeren deze gewaarwordingen hem weer naar buiten de wereld in. Ze slaan tussen zijn ziel en de wereld een brug. Terwijl de wereld zich door zijn zintuigen heen over hem uitgiet, zo giet hij nu zijn ziel over de wereld uit door het denken over die wereld. Zijn gewaarwordingen giet hij in gedachten en zijn gedachten dringen binnen in de omgeving. Zo is de keten gesloten tussen wereld en mens en mens en wereld. Buiten is de wereld en de gewaarwording is binnen, in het innerlijk van de mens. De gedachte is in beide. Met het denken verenigt de mens zich met de hele wereld. Want (1) het werelddenken en (2) zijn denken zijn één geheel. Zo wortelt de mensheid met zijn waarnemingen in het zintuiglijk bestaan. Zo groeit ze, doordat ze uit de zintuiglijke wereld indrukken ontvangt en deze zich in de ziel tot gewaarwordingen, tot beelden ordenen, tot ritme komen en zich tot zielsmatig leven omvormen. Zo bloeit ze doordat ze uit deze beelden en waarnemingen de wereldgedachten leest, begrijpt, concludeert, voelt en ontdekt, welke in ieder denkend mens nieuwe bloesem krijgt. Aan alle mensen ligt een fysieke zintuig- en gedaantewereld ten grondslag. Voor iedereen is het dezelfde wereld, dezelfde basis, dezelfde grond waarop allen omhoog groeien. En iedere menselijke individualiteit afzonderlijk zuigt uit deze gemeenschappelijk bodem krachten op voor zijn bijzondere ontluiken. De op zichzelf staande menselijke individualiteiten zijn als vele en verschillend geaarde stammen die op één bodem groeien en, elk met zijn eigen zieleleven, de uit die bodem opgenomen krachten op eigen bijzondere manier verwerken. Maar daarboven tot bloei komend, in de wereld van de gedachten, vormen allen één groot geheel, een wonderbaarlijk deinende bloesemzee, iedere bloesem een weerspiegeling van de voornaamheid van het werelddenken, de één de ander aanvullend, zich invoegend als schakel van de totale ketting, als juweel in een kroon van juwelen, als golf in een zee van wereldgedachten. Beneden een geheel: de fysieke wereld. Boven een geheel: de geesteswereld. Daartussen omvorming van het lagere in het hogere in de vele individualiteiten: de zielewereld. In haar eenvormigheid is de fysieke buitenwereld een spiegelbeeld van de geesteswereld. Een spiegelbeeld van de geesteswereld is de zielewereld van de mens in zijn verscheidenheid. De totale grote buitenwereld wordt in iedere mensenziel een bijzonder kleine wereld, en wordt, in alle mensenzielen in gedachten naar buiten tredend, weer tot een groot geheel. Zo gaat de kosmos een weg door de microkosmos, om als nieuwe meer volmaakte kosmos uit het geheel van microkosmossen tevoorschijn te komen.
Keek William door een venster, een raamwerk? En zag hij werkelijk? Werkelijkheid? Waar was hij? En was hij zichzelf gewaar? Een gedachte doortrok hem. Eén enkele gedachte:
Zodra ik me afvraag wat liefde inhoud snoer ik mezelf de mond. Van wat het niet is heb ik meer benul, want met haat en haatdragendheid ben ik beter bekend. Vraag me niet waarom. Ik loop niet over van liefde. Mijn gade, m'n dubbel, mijn evenknie, verzegelt mijn lippen. Wat hult zich in schaapskleren en slijpt messen?! En wat is voor de drommel niet bang, terwijl de tand des tijds toch knaagt?
Horatius verschijnt. Een grauwe hemel pakt samen en snoert dicht. Alleen gevierd en luisterrijk geestlicht, kan deze moerasachtige nevel verwijden en een blikveld scheppen. Maar enkel nadien, alleen achteraf, want dit is 't rijk van voldongen feiten. Gebeden worden hier niet verhoord, waan heerst.
Horatius:
Zie daar weer zo één, verstard, verstrikt, verstoken...; met ogen bloeddoorlopen geknepen lippen, scheef verdraaid, wat zegt het, wat doet het, een Ken U Zelf zo bekaaid!
Mijn motto was: Pluk de dag. En zie hier de geplukten, spartelend voor hun leven; mij is niet om het even hun ongeluk en hard gelag.
Hydra roert zich. Dat veelkoppig monster die net als Cerberus werd losgelaten in de onderwereld. Al te nauw en al te dicht zijn de lichamen van vastgeraakten die zich niet kunnen weren. Omstrengeld, samengeperst en adem ontnomen door Hydra zindert in William:
Wat de kop opsteekt en blijft steken is ondeugdelijk als ik niet ooit zeg, ferm en veelvuldig: nee en genoeg ...en daarnaar handel. It's up to me.
(J.W.)
Literatuur
❶ Kosmogonie; 8e voordracht; Parijs, 1 juni 1906; vertaald tekstfragment daaruit, bladzijde 56 en 57 uit GA 94; Rudolf Steiner:
“ […] Op een punt van het stadium dat men de doornenkroning noemt bij de christelijke inwijding, treedt een angstaanjagend fenomeen op, welke wordt aangeduid als de wachter aan de drempel en dat men ook het verschijnen van de dubbelganger kan noemen. Het geestelijk wezen van de mens gevormd uit zijn wilsimpulsen, zijn wensen en zijn verstandsvermogen verschijnt voor de ingewijden als droombeeld. En dit beeld is vaak afstotelijk en afschrikwekkend, want het is de som van zijn goede en slechte eigenschappen en van zijn karma; van dat alles is het de aanschouwelijke personificatie op astraal vlak. Het is de onaangename veerman uit het Egyptische Dodenboek. De mens moet hem overwinnen om zijn hogere ik te vinden. Aan al de mythen die gaan over de strijd van de held met het monster, zoals van Perseus en Herakles met Hydra, van de heilige Sint George en Siegfried met de draak, ligt tot in de verste tijden terug een helderziend aanschouwen van het fenomeen van de wachter aan de drempel ten grondslag. […] ”
Om de goden heb ik nooit te veel gemaald toen ik nog in mijn waanwijsheid was verdwaald. Nu moet ik weer de steven wenden en mijn schip weer in de richting zenden die ik achter mij liet, want de god van ’t Licht die gewoonlijk wolken met zijn bliksemschicht splijt, kwam met zijn gewiekte wagen donderend door de heldere hemel jagen en de logge aarde en het golvenspel samen met de Styx, de hatelijke hel vol gruwel en het verste westen schokken. ’t Slechtste kan hij in het beste om doen slaan, hij toomt de hoge heren in en onthuld de duisternis. De roofgodin Fortuin gaat ginds een vorst onttronen om hier weer een andere te kronen.
Music
Natalie Merchant
Giving Up Everything
Lyrics
Natalie Merchant
Giving Up Everything
Giving up everything my hungry ghost of hopefulness
Giving up everything not haunted by wanting this
Giving up everything the fortune I was saving
Giving up everything I mercy-killed my craving
Giving up everything I’ve opened up my eyes for this
Giving up everything see the whole magnificent emptiness
Gave what I want for how it is for the stone inside and the bitterness for the sweetness at the core of it
Giving up everything The master plan, the scheming
Giving up everything my cursed search for meaning
Giving up everything the compass and the map I was reading.
The hinterlands I’m leaving I’m finally leaving behind
Giving up everything the big to-do, the hullabaloo The tug-of-war for some twisted truth For the everlasting ache of it No longer slave, not chained to it no gate, no guard, no keeper no guru, master, teacher
See the slow-receding faces dissolve to black, no traces
Voordat een mens een ander in zijn waarde kan laten, echt in
zijn waarde laat, zal hij hem eerst naar ware waarde moeten schatten en dat vraagt
tijd, inspanning en aandacht. Waarderen houdt meer in dan enkel tolereren of
(los)laten.
Als ik mijn leven niet alleen tot een waagstuk maak, dat
werd het deels al, maar ook wil paren aan levenskunst en tegelijk ethisch wil handelen
spreek ik zelfbewust zekere idealen in mijn gemoed en verstand aan. Is deugd
leerbaar? Zowel voor deugnieten als voor braven? Braven lijken nog meer
verstokt…, terwijl de oorspronkelijk betekenis van dat Nederlandse woord duidelijk
verwant is met de Engelse term brave. Hoe komt dat?
Vrij waarvan? Wat kan mij dat nou schelen?
Vrij waartoe, dat wil ik horen! -
- Nietzsche
Dat is echter geen exact citaat, maar een parafrase van de hand van Dohmen; een
bewerking, inkorting van een tekstdeel uit het hoofdstuk Over de weg van de scheppende van Nietzsches werk Zo sprak Zarathoestra (Uitgeverij Atheneum,
2013).
Het is een prachtig hoofdstuk waarin Nietzsche aanspoort tot
zelfontmaskering en zelfontkrachting, opdat een kiem van waarachtigheid wordt gelegd
in ’t eigen binnenste. Hieronder enkele tekstdelen daaruit, inclusief het deel waaraan Dohmen refereert:
“ […] Vrij noemt u zichzelf? Uw heersende gedachte wil ik
horen en niet dat u aan een juk bent ontkomen.
Bent u zo iemand die aan een juk heeft mogen
ontkomen? Er zijn er velen die hun laatste waarde weggooiden toen ze hun
dienstbaarheid weggooiden.Vrij waarvan? Wat kan Zarathoestra dat
schelen! Maar duidelijk moeten uw ogen mij vertellen: vrij waartoe?
Kunt u zichzelf uw kwaad en uw goed geven en uw wil boven u ophangen als een
wet? Kunt u voor zichzelf rechter zijn en wreker van uw wet?
Vreselijk is het om alleen te zijn met de rechter en wreker van je eigen wet.
Dus wordt er een ster uitgeworpen in de lege ruimte en in de ijzige adem van
het alleen-zijn.
Nu leidt u nog aan de velen, o ene: nu beschikt u nog over al uw moed en
verwachtingen.
Maar eens zal de eenzaamheid u moe maken, eens zal uw trots zich krommen en zal
uw moed kraken. Eens zult u schreeuwen: ‘Ik ben alleen!’.
Eens zult u uw hoogte niet meer zien en uw laagte maar al te goed; uw
verhevenheid zelf zal u angst aanjagen als een spook. Eens zult u schreeuwen
‘Alles is vals!’.
[…]
Maar de ergste vijand die u kunt tegenkomen zult u altijd zelf zijn; uzelf ligt
voor u op de loer in holen en wouden.
Eenzame, u gaat de weg naar uzelf! En uw weg voert naar uzelf en langs uw zeven
duivels!
Ketter zult u zijn voor uzelf, en heks en waarzegger en dwaas en twijfelaar en
onheilige en booswicht.
U moet uzelf willen verbranden in uw eigen vlam: hoe kunt u nieuw worden als u
niet eerst as bent geworden!
Eenzame, u gaat de weg van de scheppende: een god wilt u zich scheppen uit uw
zeven duivels!
Eenzame u gaat de weg van de liefhebbende: uzelf hebt u lief en daarom veracht
u uzelf, zoals alleen liefhebbenden verachten.
Scheppen wil de liefhebbende, omdat hij veracht! Wat weet iemand van liefde die
niet juist dat heeft moeten verachten
wat hij liefhad!
Ga de eenzaamheid in met uw liefde en met uw scheppen, broeder; en pas laat zal
de rechtvaardigheid u achterna hinken.
Ga de eenzaamheid in met mijn tranen broeder. Ik heb lief wie boven zichzelf
uit wil scheppen en zo te gronde gaat.’ –
Zo sprak Zarathoestra”
Hoop dat lezers van dit blogartikel de tekst van het hele hoofdstuk waarnaar ik verwijs zullen lezen en op zich in willen laten werken,
niet alleen die van het tekstcitaat hierboven. Voor mij is de kern van
Nietzsches volledige relaas in ieder geval goed herkenbaar. Eén zaak licht ik er
uit. Tweemaal heeft Nietzsche het in bovenstaande tekst over ‘zeven duivels’.
Wat bedoelt hij daarmee? Hij wijst hier op de actieradius van zeven ondeugden,
welke doorgaans worden gelieerd, niet ten onrechte naar mijn idee, aan de zeven
hoofdzonden. Met zondebegrippen in christelijke en metafysische zin had
Nietzsche met het mens- en wereldbeeld dat hij ontwikkeld had in beginsel niet
veel op, maar als filoloog en filosoof was hij natuurlijk zeer goed bekend met
(on)deugden- en zondenleren. Verder heb ik het idee dat de beschreven
zelfconfrontatie waarmee wordt geworsteld en de herwaardering en ommekeer
waarnaar wordt gestreefd in feite persoonlijke beschrijvingen zijn van ervaringen met wat ook wel dubbelganger en wachter aan de drempel problematiek wordt
genoemd. Kan een mens zichzelf radicaal omvormen, transformeren en
transcenderen; langs puur individuele weg zichzelf overstijgen en overwinnen?
Nietzsche verlangt daar vurig naar, maar laat een daarmee corresponderende en daaraan
beantwoordende ziele- en geesteswereld buiten beschouwing. Nu ja, in zekere zin nam hij die natuurlijk wel mee in zijn beschouwing, bijzonder hartstochtelijk zelfs, maar om zekere redenen verwees hij die werelden krachtig, resoluut en consequent naar het rijk der fabelen.
Dante Alighieri en Rudolf Steiner naar een onderzoek van Mieke Mosmuller
Mieke Mosmuller
Dit laat de gedachte gaan naar innerlijke worstelingen en
een ontwikkelingsweg die Dante Alighieri met betrekking tot deugden, ondeugden
en zonden beschreef in zijn De goddelijk komedie (14e eeuw). Langs
beeldende weg komt in dit literaire werk een spirituele dimensie en wachter aan
de drempel thematiek wel direct aan bod. Rudolf Steiner stelde dit onder andere
nader aan de orde in een lezing die hij 11 februari 1906 te Düsseldorf heeft
gegeven: Das religiöse Weltbild des Mittelalters in Dantes «Göttlicher Komödie»
(GA 97). Honderd jaar later onderzocht Mieke Mosmuller in dat verband een
relatie tussen (1) Steiners beschrijving van de menselijke ziel en zielewereld zoals
hij die bood in zijn basiswerk Theosofie (GA 9), (2) Dante’s beeldenpanorama in
De goddelijke komedie, (3) de deugdenleer zoals die opgeld deed bij de oude
Grieken en verder ontwikkeld in de middeleeuwen leefde en (4) erfzonde en bevrijding of
verlossing daarvan. Haar onderzoeksbevindingen verwerkte ze in een artikel dat
in 2010 in het tijdschrift Gegenwart verscheen. Zie het webarchief van Uitgeverij Occident, alwaar het artikel in gescande vorm kan worden geopend en
gedownload: Die sieben Hauptsunden (Gegenwart, 2010). Het artikel is lezen,
bestuderen en over- en doordenken mijns inziens zeker waard. Ter wille van lezersgemak heb ik
het als puur pdf-document op het web (mijn website) geplaatst. Zie: Die sieben Hauptsunden (Mieke Mosmuller, Gegenwart, 2010).
Meerwaarde en metamorfose
Steiner sprak en schreef veel over kardinale en
christelijke deugden en daaraan gerelateerde ondeugden. Verbonden met deze deugden wees
hij tevens op twaalf deugden gekoppeld aan de twaalf maanden van het jaar. Daarmee sloot hij
aan bij aanwijzingen van Helena Blavatsky; bij elk van die deugden voegde hij ter
bewustwording een wordt tot… toe. Bijvoorbeeld geldt
voor de huidige maand maart: grootmoedigheid (edelmoedigheid) wordt tot liefde. Zie bladzijde 74 en 75 en bladzijde 528 en
529 (noten) van de boekuitgave Seelenübungen - Übungen mit Wort und Sinnbild-Meditationen zur methodischen Entwicklung höherer Erkenntniskräfte - 1904 – 1924 (GA 267).
Tot zo ver ditmaal. Een volgende keer onder andere meer over mijn persoonlijk wedervaren. Dat laat ik op dit moment toch even weg.